Amsterdam, 3 juni 2018
Doop van Pepijn Simon Bot
– Woord ten geleide –
Welkom lieve gemeente. Welkom Janneke Prein en Pieter Bot met jullie familie en vrienden. Wij vieren de geboorte van jullie zoon en zullen hem dopen en lieve vrienden, u allen, als jullie willen vier je je eigen geboorte in één moeite mee.
Verberg uw Aangezicht niet voor mij,
Uw woorden, verzwijg ze mij niet,
Een vreemdeling ben ik op aarde –
1. Lieve vrienden,
Zie voor je ogen deze wereld,
de miljoenen reddelozen,
kinderen verwaarloosd,
leeggemaakt en geestelijk verminkt,
zieken zonder kans op genezing,
oude mensen vereenzaamd.
Zie voor je ogen
de groeiende verharding van rijk tegen arm,
het recht van de sterkste
de uitbuiting van weerlozen.
Buig je hart naar de velen
die als vluchteling hier gekomen zijn
en nog zullen komen,
om lijfsbehoud, uit wanhoop:
dat zij gastvrijheid
ontmoeten gelijkberechtigd worden,
een nieuw en waardig leven mogen leiden
in ons midden.
Bedenk hoeveel kinderen
van ver weg hier gekomen zijn;
dat zij niet worden uitgestoten
dat wij hen geven wat hen toekomt,
taal en veiligheid.
Dat wij hun hoop op een gelukkig leven
niet beschamen.
Verberg uw Aangezicht niet voor mij,
Uw woorden, verzwijg ze mij niet
een vreemdeling ben ik op aarde.
Wees waakzaam
tegen politieke programma’s en overheidsbeslissingen
die de armen en de vreemdelingen in ons midden
het leven nog moeilijker maken.
Scherp je gehoor, je ogen
voor alles wat mensen in hun waardigheid bedreigt.
Denk aan allen die leven moeten
met een lege plaatst aan hun zijde,
aan hen die treuren
om een kind dat zij moesten verliezen,
om een vriend die weg viel uit hun kring,
om een gemis dat niet te noemen is.
Verberg uw Aangezicht niet voor mij,
Uw woorden, verzwijg ze mij niet
een vreemdeling ben ik op aarde.
2. Wie van ons voelt zich een vreemdeling op aarde? En waarom? Ik voel mij een vreemdeling op aarde, omdat ik mezelf in talloze situaties niet veilig voel – omdat ik mezelf niet uitleggen kan, niet verweren en om dat ik mij op heel veel plaatsen niet thuis voel en vaak niet weet waar ik wie en wat zoeken moet. En vooral ook: omdat ik deze wereld niet begrijp, omdat ik niet weet hoe het werkt: zo arm, zovelen, en zo rijk, een paar. En al dat gemis dat niet te noemen is.
Natalia Ginzburg – de grote Italiaanse romanschrijver van de vorige eeuw – die de meestal duistere lotgevallen van anonieme mensen onnavolgbaar heeft opgeschreven – zij aanvaardt mensen zoals zij ze aantreft zonder schamperheid en beschimpingen, zonder sarcasme, zonder oordeel, maar met de liefde van een naaste die tot het eind toe meegaat – deze lucide schrijfster schreef eens dat ‘het onvermogen om door miljoenen verwikkelingen heen de waarheid te onderscheiden van de leugen, een oorzaak van diep ongeluk voor haar was, en het gebrek aan kennis van de ware toedracht der feiten een bron van schaamte en ‘onveiligheid’ – alsof ik mij in een leegte bewoog’.
Een vreemdeling ben ik op aarde.
Geboren zijn is vreemd geluk.
De “miljoenen verwikkelingen’, ik kan me niet voorstellen dat één van ons zich daar met gemak in beweegt, en nie, bij vlagen, in dagdromen of nachtelijke uren, door schaamte en gevoel van onveiligheid wordt bevangen.
Ik denk dat velen van ons hier op zondag bij elkaar komen om tegenwicht en tegenstem te vinden, innerlijke tegenkracht te vinden bij elkaar, en om deel te krijgen aan het grote bijbelse verhaal, dat soms boven alle verwikkelingen uit doorbreekt naar een visionair moment van eenvoud, eenvoudige liefde.
Een man, bedreven in de levensleer
van Mozes, de Thora, komt hem beproeven:
Meester, wat moet ik doen om mee te mogen
in het aankomend Koninkrijk van God?
Wat staat geschreven in ons Groot Verhaal,
vraagt Jezus hem, hoe lees jij de Thora?
‘Jij zult liefhebben Adonai, jouw God,
met hartziel en verstand, met heel je kracht
en solidair zijn met je naaste, die
een mens is zoals jij, hoe anders ook’.
Maar wie is, vraagt de man, wie is mijn naaste?
Luister, zegt Jezus en zijn ogen lichten:
Een mens gaat van Jeruzalem de weg omlaag naar Jericho, een dievenbende berooft hem, ranselt hem haast dood. Bij toeval komt er neen priester langs, hij ziet hem liggen en haast zich tegenover hem voorbij. Komt een Leviet, ook een soort priester, ziet hem en haast zich tegenover hem voorbij. Dan komt een ongewenste vreemdeling voorbij, hij ziet de neergelsagen mens, knielt bij hem, wast zijn wonden, tilt hem op en brengt hem naar een herberg, en verzorgt hem.
De dag daarop zegt hij de herbergier:
‘Zorg goed voor hem. Hier, dertig zilverlingen,
en wat het meer kost zal ik je vergoeden
straks als ik wederkom’.
Wie, denk je, is
de naast naaste naaste mens geworden
van die beroofde ongelukkige?
Die hem barmhartigheid bewezen heeft.
Zo is dat. Ga en doe jij evenzo.
3. De Ekklesia wordt in de oudste geschriften van onze beweging, de brieven van Paulus, ‘het lichaam van de messias’ genoemd. ‘Lichaam’ is aanwezigheid. Energie, uitstraling – een lichaam is geen droom, geen illusie, geen fictie. De messiaanse Ekklesia Amsterdam, zou waar zij zich bevindt in deze wereld, messiaans aanwezig moeten zijn: energiek, moedig, behulpzaam, barmhartig, hoop uitstralend – en alle ledematen van het lichaam op hun eigen, onvervangbare manier – we kennen die beeldspraak van Paulus. In de parabel over die twee vreemdelingen op aarde, wordt aan elke Ekklesia voorgehouden, waartoe zij geroepen is. Ooit van gehoord?
Ooit gehoord:
dat vierentwintighonderd jaar geleden
in een smal deel van het Midden–Oosten
werd geschreven ‘Hoor jij
Ik, de Naam -Ik -Zal , ik ben de god
die jou uit het slavernijsysteem,
het diensthuis van Egypte heeft uitgeleid’.
De Ekklesia is de plaats-bij-uitstek waar het vluchtige vloek- en stopwoord ‘god’ wordt opgeladen tot de Naam Ik zal er zijn, God Bevrijder.
Die God- Ik- Zal, die zo beschrijft het bijbelseverhaal, in deze wereld een grimmige tegenspeler heeft: Baal Mammon, de god van farao’s en multinationale giganten die slimme, wrede, martelende slavernijsystemen bedenkt en de miljoenen mechanismen waarin de armste en meest weerloze verwikkeld zijn. Vanuit zijn Babel torens, vestingen die tot in de wolken reiken, twittert hij zijn cynisme de wereld over en noemt slecht wat goed is en goed wat slecht is: niet armoede en onderdrukking zijn een diensthuis, maar verantwoordelijkheid voor elkaar, solidariteit en naasteliefde: dat zijn zinloze diensthuizen dat is vrome moraliteit die niets oplevert dan schuldgevoel.
Ooit gehoord:
Dat sinds tienduizend jaar tot op vandaag
Uit de Babeltorens dezer wereld
Wordt gebliksemd ‘Hoor jij
Ik de Heer Baal Mammon ben de god
Die jou uit het solidariteitsfantoom
Het diensthuis “naastenliefde”
Heeft uitgeleid’.
Dat wij alle vluchtelingen een veilige plek in Europa zouden willen geven, dat wij het ongelijkheidsprobleem willen oplossen, dat is volgens Heer Baal Mammon het ‘solidariteitsfantoom’, ofwel een bespottelijke illusie. Dat, naar een woord van de joodse wijsgeer Levinas, wij mensen ‘uitverkoren zijn om elkaar te dienen’ – dat noemen de aanhangers van deze ‘gangbare economie-god’ de ethiek van de zelfvernietiging, ‘het diensthuis naastenliefde’. Daar moeten we – vindt de meest gelezen schrijfster van de wereld, Ayn Rand – daar moeten we vanaf, van dat naïeve altruïsme dat alleen maar frustraties oplever. Zou het?
Ooit gehoord:
dat een weerloos mens werd neergeslagen,
dat een mens het zag en werd bewogen,
bij hem knielde, zwijgend
toen hem in zijn armen droeg en bracht
waar het veilig is, een wereld nieuw,
waar mensheid zal genezen
van razernij –
die mens, die wereld nieuw, zo één zal jij?
Janneke Prein en Pieter Bot, wij dopen jullie kind in de vurige hoop dat hij ‘die mens, die wereld nieuw zal zijn’. Dat jullie hem daartoe begeleiden en liefhebben met onvoorwaardelijke liefde.
Zo moge het zijn.