GOD-DRIE-EEN

Kinderen worden gedoopt, zieken gezalfd en doden begraven

Amsterdamse Studentenekklesia, zondag 3 juni 2007

Ten geleide

Kinderen worden gedoopt, zieken gezalfd en doden begraven ‘in de naam van de Vader de Zoon en de Heilige Geest’, die spreuk is hecht verbonden aan het ‘kruisteken’, warmee alle kerkelijke gebeden beginnen en eindigen en dat vorm heeft gegeven aan het zegengebaar bij uitstek over mensen, dieren en dingen. ‘Dit meest wezenlijk mysterie van Gods wezen’, las ik in het gebedenboek van mijn jongelingsjaren. ‘Onpeilbaar mysterie … huiveringwekkende mysterie … allesbeheersende waarheid van de christelijke leer … onzegbaar geheim …’. Er wàs niets te begrijpen, alleen te aanbidden. Begrijpen? Dat zou zoiets zijn als de hele zee in één klein kuiltje willen overhevelen, met een heel klein emmertje. ‘Hoor Israël. Hij onze God. Hij Eén’. Dat is de kern van de joodse geloofsbelijdenis. ‘Ik zal er zijn’ is Eén. Wat is er gebeurd, in de eerste eeuwen van ‘onze beweging’, die thans algemeen het christendom wordt genoemd? Een stevig uur ‘leerhuis en liturgie’ staat u te wachten. Ach, we zingen ons er wel doorheen.

Toespraak

1.
Zoals een hert – zo dorst ik naar God de levende God. Levende God, gij doet alleen ons aan de dood ontkomen. Die Ene.

In de vergaderzaal der goden opgestaan –
oog in oog met de opperwezens
staat hij, die Ene en spreekt –
hoor zijn aanklacht.

Die ene heeft gezien, gezien – gehoord, gehoord. Hij weet. Daarom is hij afgedaald om te redden, om te bevrijden. Over die Ene gaat het. In de vergaderzaal der goden opgestaan – in de aandeelhoudersvergadering van het megabedrijf Deze Wereld, waar ze de schatten van de aarde, al haar goud, zilver en olie onder elkaar verdelen – wordt zijn aanklacht weggehoond of doodgezwegen, hij roept hoe lang nog het recht geloochend: het recht van de bestolenen, van hen die geen verweer hebben, geen deel van leven, driekwart van de wereldbevolking ten dode opgeschreven.

2.
Met hem begint het bijbelse verhaal: naarmate je doorleest – en dat is een heel karwei, een levenswerk – krijg je hem scherper; weet je waar het hem om te doen is. Die god van de voorgelezen psalm, die stem kom je tegen of beter die komt jóu tegen, klinkt jou tegemoet in psalmen, uittochtsliederen, in bevrijdingsverhalen, in de berichten, brieven over Jezus die, gedreven door de kracht van de geest, een nieuwe wereld uitroept, Koninkrijk van God.

Jezus hoorde bij de God ‘Ik zal er zijn’ van zijn joodse traditie. De God van Mozes en de profeten, de god van de psalmen, die ene die Ploert & Schender aanklaagt en probeert op andere gedachten te brengen – te bekeren – die is de God van Jezus.

Jezus van Nazareth wordt ‘in de traditie van de apostelen’, in de vier evangeliën, getekend als een mens die één van bedoeling en inzet en hartstocht was met deze ‘uittocht-god’.; één met deze vader en schepper. Eén van visioen. Zó evident moet hij voor velen een ‘mens van God’ geweest zijn, één van geest met God, dat hij, op zijn joods, ‘uit God geboren’ wordt genoemd en ‘beeld van de onzienlijke God’ en ‘woord van God’ – in de oudste joods-christelijke bronnen, nog uit de eerste eeuw, wordt Jezus met die woorden getypeerd. Tweehonderdvijftig jaar later, in 325, wordt hij in de ‘geloofsbelijdenis van Nicea’ op zijn Grieks ‘één in wezen met de Vader’ genoemd. En zo staat het, tot op vandaag, in de officiële geloofsbelijdenis van alle christelijke kerken.

De Hebreeuwse bijbel spreekt niet over het ‘wezen’ van God. Dat woord is van Griekse herkomst. Het bijbelse geloofsverhaal ’toont’ een god wiens bedoeling en wil, wiens hartstocht en visioen het is, dat mensen uit onderdrukking bevrijd worden, uit welke vorm van verslaving en vervreemding en onderdrukking dan ook.

Met deze ‘god’ kan een mens één worden. Niet samensmelten, niet ‘een’ in de betekenis van ‘samenvallen mèt’ – een persoon valt niet samen met een ander persoon. Twee ‘personen’, twee ‘zielen’, die één zijn, zijn één van bedoeling en inzet, één van aandrift en inzicht en keuze, ofwel ‘één van geest’. Als het ook jouw hartstocht en visioen is dat mensen uit alle denkbare diensthuizen worden bevrijd, dan ben je één met deze ‘uittocht-god’; op zijn Grieks gezegd ben je dan ‘één in wezen’ met Hem.

3.
Er waren van oudsher in de oud-oosterse wereld, Egypte, Babylonië – de grootmachten die hun schaduw wierpen over het land Kanaän en de cultuur van het volk Israël –, er waren overal politieke drie-eenheden aan de macht: een heer en meester, een uitbuiter farao, een mensenverslindende keizer, met een vorstin aan zijn zijde en aan zijn knieën een zoon, troonopvolger, erfgenaam. De godsdienst die de heersende machtsverhoudingen sanctioneerde, de staatsgodsdienst, bestond dan ook uit de cultus van god Baal (heer en meester) met aan zijn zijde de vruchtbaarheidsgodin Astarte en aan hun knieën Adoni, de zoon, de erfgenaam die de continuïteit van de macht garandeerde: Baal–Astarte–Adoni, vader–moeder– zoon, die drieëenheid was de grondstructuur van het goddelijke – in die drieëenheid was het recht van de sterksten geconcentreerd – tot diep in de eerste eeuwen van onze jaartelling – tot vóór en na het concilie van Nicea.

Wie is in deze wereld van uitbuiting en tyrannie, vroegen ze zich af in al die kleine of grotere ekklesia’s in Noord-Afrika en Zuid-Europa – wie is God voor ons? Het concilie van Nicea ontwierp een nieuwe Drieëenheid. Tegen iedere Baal-Astarte- Adoni cultus in, proclameerde zij, op grond van de vier evangeliën en de brieven van Paulus, en afgaande op de messiaanse intuïties van drie eeuwen schriftuitleg, een nieuwe Drie-ene God: De vader-schepper van hemel en aarde: van deze vader is Jezus de zoon (God van God, licht van licht – één in wezen met de Vader, beeld van de Vader, woord van de Bevrijder) èn de heilige geest, die het tegenbeeld is, de tegenkracht van alle uitbuiting en tyrannie: die niet een adem van dood is, maar die de adem en bezieling is van alle menswaardig leven. Tégen de goddelijke drieëenheid in van onderdrukking, dood en verderf: de goddelijke drieëenheid van de vader die gezien en gehoord heeft hoe zijn mensen worden vernietigd – de zoon die (u kent de woorden), ‘omwille van ons mensen en om ons te redden is afgedaald uit de hemel’ – de geest van uittocht en bevrijding, die in mensen werkt naar een nieuwe aarde, een nieuwe schepping, vader-zoon-en-geest zijn God alleen. Niemand is God. Geen Baal met zijn Astarte en Adoni, geen noem ze maar op. Eén is God in drie personen – dat kan ik niet denken. Maar ik hoef dat ook niet. Ik herken het meesterwerk van toen dat precies op tijd kwam om de Romeinse keizer (die zogenaamd christen was geworden) duidelijk te maken wat hij niet was. En ik èrken het als een ijkpunt tot op vandaag: macht, leiderschap, dat is afdalen om te bevrijden. Mensworden, van kind oud mens worden, is afdalen, ontferming leren, vergeving.

De kerkvader-dichter Augustinus zal 70-80 jaar na Nicea over deze drieëne God zó schrijven dat alle psalmen van Israël en alle grote woorden van Mozes en de profeten erin weerklinken. Weer later zal het allemaal verstarren tot onbegrepen rigide leerstuk, tot anti-joodse theologie, en tot nieuwe Baalcultus en staatsgodsdienst.

4.
Wat moeten of kunnen we hiermee? Dat weet ik niet. Het is er, als een bewaarstuk. Wie is God? God is ‘red hen die geen verweer hebben’. Hoe is God? Mannelijk- vrouwelijk is God, zegt het bijbelse scheppingsverhaal. Wij mensen zijn immers, naar het beeld van God, mannelijk-vrouwelijk geschapen. Er staat niet man en vrouw schiep hij hen maar mannelijk-vrouwelijk schiep hij hen. Gerard Reve schrijft in één van zijn brieven ‘Ik heb een paar keer gedroomd dat ik een jongen de borst gaf en zoogde’. En dan legt hij uit: ‘De droom wil zeggen, dat ik aandacht moet schenken aan het vrouwelijk-scheppende in mij, en minder aan het mannelijk-veroverende en manlijk-agressieve. Ik moet het moederlijke, teder geduldige, (…) aan bod laten komen.’ Hij voegt er aan toe: ‘Natuurlijk ben ik ook het gezoogde jongetje zelf’.
Hoe is God? Op de wijze van een zogende moeder, een verwekkende, dragende verantwoordelijke vader, en op de wijze van een kind dat ontvangt, navolgt, doorgeeft, en tot moeder-vader uitgroeit. God is in zichzelf relatie, gemeenschap – spanning van uitersten, en de zindering tussen die uitersten van anders zijn noemen wij geestkracht, die volhardt en uithoudt, heilige geest. Wat wij kennen uit onze relaties met elkaar, de geladenheid van de liefde, de veelheid, de aandrift, de uiting, de stem, het woord, het snakken naar adem, dat is God.
Zo spreken Mozes en de profeten over hem en de apostolische ekklesia – van de eerste eeuw – en de kerkvaders in hun Grieks-Latijnse idioom – en wij met ons recht op een eigen taal en zegswijze, luisterend naar de eeuwen der eeuwen. Amen.