De ‘Ode aan de lucht’ van Pablo Neruda

1973. De Populier in Amsterdam stroomt vol met Chileense vluchtelingen.

Studentenekklesia in De Rode Hoed. Amsterdam, 19 oktober 2008

Woord ten geleide

Het was oktober 1973. De Populier in Amsterdam, toen het trefpunt van de Amsterdamse Studentenekklesia, aan de Nieuwe Herengracht tegenover de Hortus, stroomt vol met Chileense vluchtelingen, de eersten die via de Nederlandse ambassade in Santiago de Chile aan de nieuwe junta onder leiding van Pinochet zijn ontkomen. Het democratisch gekozen ‘socialistische experiment’ van Salvador Allende is op 11 september vernietigd. Twee weken later sterft Pabo Neruda, de dichter. Bijna alle Chilenen in De Populier hebben een dundrukeditie van zijn Verzamelde Gedichten onder hun arm, sommigen lezen er elkaar uit voor. Dat is dezer dagen vijfendertig jaar geleden. Het zinderde in de Populiertuin van verdriet en woede, van schaamte en hoop; ze zullen dit en dat – het zal niet lang duren of -. In het stadion van Santiago zijn er duizenden gevangen gezet, al in de eerste dagen van de juntaterreur. Onder hen de beroemde zanger van het socialisme, Victor Jarra. Ze hakten hem zijn handen af, hingen zijn gitaar om zijn nek en schreeuwden ‘speel dan’. Hij zingt ‘Venceremos’ en de duizenden zingen mee – dan schieten ze hem in zijn rug.

Waarom dit zinloze geweld? Hetzelfde als waarmee de verovering van wat wij noemen ‘Latijns-Amerika’ was begonnen in de vijftiende-zestiende eeuw onder leiding van militairen en prelaten, Pizarro en Luque – zoals wij zullen horen in een gedicht van Neruda. ‘Venceremos’ betekent ‘Wij zullen overwinnen’. Victor Jarra wordt nog altijd gezongen.

Toespraak

1.
Psalm 14 is een politiek lied en een samenvatting van de hele bijbel. De bijbel is een politiek boek. In dit lied, en door heel de bijbel heen, wordt over God gesproken als over iemand die naar deze wereld kijkt met de ogen van de armen. Dus vanuit een politieke visie. De God van de bijbel heeft een politieke visie, een politiek visioen. Daar willen de meeste kerken nog steeds niets van weten. Zij spiritualiseren het bijbelse visioen van een nieuwe aarde tot een hiernamaalsvisioen.

2.
Op 4 september 1970 was in Chili, via democratische verkiezingen, een linkse coalitie aan de macht gekomen, onder leiding van Salvador Allende, een huisarts met veel ervaring in krottenwijken. Allende wilde een land dat toebehoort aan hen die er werken en leven: nieuwe sociale verhoudingen, einde kaste-systeem, steenrijk-doodarm. Hij noemde dat ‘een nieuwe wereld’. De werkloosheid daalde, voor de 800.000 laagstbetaalden stegen de lonen met 50 procent, en alle kinderen kregen iedere dag een halve liter melk. En hij nationaliseerde de kopermijnen, en zo kreeg Chili zijn belangrijkste bron van inkomen in eigen handen, om niet langer door vooral Noord-Amerikaanse ondernemingen te worden leeggeroofd. Een gigantische onderneming, tegen een boosaardige oppositie in, onder leiding van de christendemocraten – als het zou lukken, dan kon het misschien wel in de meeste landen van Latijns-Amerika. Even hield de wereld haar adem in.

In april-mei 1972 werd in Santiago de Chile de zogenaamde UNCTAD – wereldhandelsconferentie gehouden. Daar stond voor de vijfennegentig armste landen veel op het spel: betere, vaste prijzen voor hun grondstoffen. In links- politieke kringen in Europa, ook in Nederland, werd ervoor gepleit aan Chili zijn schuldenlast kwijt te schelden, om zo Allende te helpen. Helder toch? ‘Hulp aan Chili’ heette de actie die werd georganiseerd door een aantal kritische kerkelijke groepen waaronder deze ekklesia. We riepen een UNCTAD-zondag uit, stuurden een brochure met informatie-statements, voorbeden, en toepasselijke liederen onder de titel ‘Iemand die recht doet?’ naar alle Nederlandse priesters en dominees, met het voorstel op 30 april deze actie te voeren in zoveel mogelijk kerkdiensten. We vonden ook dat mensen zich ter plekke moesten kunnen uitspreken voor kwijtschelding van schuldenlast door een telegram aan de regering te ondertekenen. In een bijeenkomst van deze ekklesia, eind maart 1972, in de Amstelkerk, werd het allemaal uitgeprobeerd. We hadden Joop den Uyl, toen nog oppositieleider, uitgenodigd, en Jan Pronk.

Het ging als volgt:
In het kader van de actie ‘Hulp aan Chili’ stellen wij voor het hierna volgende telegram aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en aan de regering te versturen. U kunt bij handopsteken uw instemming met dit telegram betuigen. Van het aantal handen dat zo dadelijk (hopelijk) de lucht in gaat, zal het afhangen of de ondertekening zal luiden: alle aanwezigen, of: de meerderheid van de aanwezigen, of: een krappe meerderheid, of: een ruime minderheid, of: een kleine minderheid, enzovoorts. Hier komt de tekst van het telegram:

Telegram aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Binnenhof 1, Den Haag).
Ondergetekenden doen hierbij een dringend beroep op u de regering van Chili te steunen in haar experiment tot sociale hervorming.
De sociale hervorming in Chili, zoals ook in andere landen, wordt ten zeerste bemoeilijkt door de grote schuldenlast die Chili onder andere tegenover Nederland heeft.
Daarom roepen wij u op om:
1. De schuld die Chili aan Nederland heeft (38 miljoen) kwijt te schelden.
2. Een extra gift van 100 miljoen zonder voorwaarde over te maken aan de Chileense regering.

Wij richten ons op Chili in deze actie, omdat Chili op het ogenblik een van de weinige landen is waar op geweldloze wijze sociale hervormingen tot stand komen. Eenieder die nu niet bijspringt, verliest elk recht tot een moreel oordeel als straks zou blijken dat de strijd der armen alleen nog maar op gewelddadige wijze gevoerd kan worden.

Joop den Uyl stak zijn hand op en ook Jan Pronk, en zij ondertekenden het telegram. Psalm 14 werd gezongen, en op een klein lp-tje met de brochure meegestuurd: de Chili-psalm-’kan ooit een heel volk uit de dood opstaan?’

3.
De marxist Allende. Zo werd hij genoemd. Omdat hij de kopermijnen nationaliseerde. De atheïstische marxist Allende in het door en door rooms- katholieke Chili waar kerkvorsten en legeroversten de beste vrienden waren. Allende was overtuigd van de analyse van Marx: dat de onrechtstructuur van deze wereld de oorzaak is van groot uitzichtloos lijden en dat de christelijke godsdienst in feite de vijand is van de onderdrukten, omdat zij verkondigt in woord en daad dat God de schepper is van deze standen- en klassenmaatschappij en dus de bestaande sociale wanorde sanctioneert.

Allende had verschillende priester-vrienden, onder anderen de Nederlander Gerard Thijssen, die als priesterarbeider in de kopermijnen werkte, en die in 1971 een van de oprichters was van de beweging ‘christenen voor het socialisme’.

In 1972 kwamen in Santiago de Chile enige honderden theologen, priesters en ‘leken’ tot de uitspraak dat enkel het visioen van een nieuwe sociaal-economische orde in de geest van de bijbelse profeten en van Jezus is, en dat zij dit ideaal metterdaad en beginnenderwijs gerealiseerd zagen in het experiment van Allende, wiens Volksfrontregering een nieuw bestel probeerde te vestigen waarin voor het eerst de voorwaarden werden geschapen voor de allerarmsten om zich te bevrijden. Door deze ‘feiten’ geïnspireerd, ontstond een beweging die probeert de bijbel te verstaan in zijn oorspronkelijke revolutionaire betekenis – het grote werk van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologen Gustavo Gutiérrez, Juan Luis Segundo, Leonardo Boff, Jon Sobrino, allen veroordeeld door de officiële rooms- katholieke kerk.

Zonder kostbare tijd te verliezen aan ideologische discussies zei in die dagen de priester-dichter-theoloog Ernesto Cardenal uit Nicaragua: ‘Het communisme van Marx, de maatschappij waarin geen egoïsme en onrechtvaardigheid meer zullen bestaan, is hetzelfde als wat wij christenen verstaan onder het koninkrijk van God op aarde.’
De bevrijdingstheologen wilden het evangelie van Jezus en de Thora van Mozes en de profeten hun oorspronkelijke explosieve kracht teruggeven. Zij waren ervan overtuigd dat zij ‘het christendom’ opnieuw moesten formuleren – ‘wij strijden voor een andere manier van aanwezigheid van het christendom in de geschiedenis,’ schreef een van hen.

4.
De ‘christenen van het socialisme’, en onze UNCTAD-zondagen – in zo’n vierhonderd Nederlandse kerken en kapellen met passie gevierd – hebben het experiment van Allende niet kunnen redden. Het verhaal is bekend. Het mocht niet lukken, deze democratische, geweldloze poging tot gerechtigheid.

‘Het drama heeft zich afgespeeld in Chili,’ schreef Gabriel Garcia Marquez, ‘en de Chilenen zijn de slachtoffers. Maar het behoort de geschiedenis in te gaan als een drama waar wij allen de slachtoffers van zijn, en dat voorgoed zijn stempel drukt op ons bestaan.’

In het licht van de latere ontwikkelingen, van toen tot nu, blijken dit profetische woorden. De moord op Allende was het bewust geplande begin van een ‘nieuwe economische orde’, het tijdperk van het neorealisme, het neoliberalisme: de ongeremde, door niets ingeperkte vrije markt. Onder het wrede bewind van Pinochet werd Chili tot proeftuin van deze nieuwe orde, waarvan een Amerikaanse Nobelprijswinnaar de architect is én de ideoloog: ‘De mens bestaat ter wille van zichzelf – hij moet zich daarom ontworstelen aan het altruïstische denken dat alleen maar schuldgevoelens oplevert. Laat dus iedereen zijn pure eigenbelang nastreven op vrije markten.’ Hoe die man heette? Vergeet het.

Vijf maanden geleden al schreef Marcel van Dam in zijn Volkskrant-column: ‘Mensen die leiding geven aan het bedrijfsleven, kan niet worden verweten dat ze hun eigenbelang niet hebben nagejaagd. Op een schaamteloze manier hebben ze zichzelf verrijkt met perverse beloningssystemen. (…) Mensen met een uitkering hebben nu minder te besteden dan vijfentwintig jaar geleden. (…) Door de kredietcrisis is het neoliberalisme failliet verklaard in economische termen. Het morele failliet dateert al van de invoering.’

5.
Het kabinet Den Uyl nam met thans onvoorstelbare gastvrijheid honderden Chileense vluchtelingen op, en ze hoefden niet in detentiekampen. Er werden overal in Nederland Chilicomités opgericht die voor hen zorgden.
Er ontstond een Chilibeweging die jaarlijks op of omtrent 11 september een grote solidariteitsdemonstratie organiseerde: ‘hun strijd onze strijd’. En je dronk geen Chileense wijn.
In De Populier werd een theaterproductie ontworpen waarin het Chiliverhaal werd verteld met teksten van Gabriel Garcia Marquez, vriend van Allende en ooggetuige, én gedichten van Pablo Neruda: Chili, metaal en hemel. Van de ‘Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie 1970-1980’ (het NCO), die ook de UNCTAD- brochure had gefinancierd, kregen wij dertigduizend gulden – op voorspraak van prins Claus, die voorzitter van die commissie was geweest, maar na een VVD- Telegraaf-rel wegens te links beleid moest vertrekken. Van dat geld konden we de meester-vertaler en Neruda-kenner Dolf Verspoor betalen, en zo kwam de Nederlandse tekst van de ‘Ode aan de lucht’ tot stand. Begin jaren tachtig schreef Antoine Oomen de melodie, die hij onlangs voor vierstemmig koor bewerkte.

Neruda was zijn leven lang de dichter van het visioen van Allende. Zijn Canto General waaruit wij gelezen hebben, is één groot lyrisch epos over alles van Latijns-Amerika, zijn landschap, zijn schoonheid, zijn geschiedenis; én een groot protest tegen eeuwenlange volkerenmoord en onderdrukking.
Neruda lezen was voor mij een proces van bewustwording en gewetensvorming – gewetenshervorming. Je weet hoe het gaat in de wereld, je bent van de oorlog, maar je weet het niet, toch niet. Je bent regelmatig afwezig, niet bij de les, ‘ingepakt in wolken’ – en dan ineens wéét je, hoe het werkt, hoe meedogenloos, en dat het niet zo mág gaan en dat jij, jijzelf – ga, jij, nu, of nooit.
Zo heb ik de moord op het experiment van Allende ervaren. En de gedichten van Neruda hebben mij de troost der herkenning gegeven: verontwaardiging en woede en hoop, maar nooit een spoor van cynisme.

Zijn ‘Ode aan de lucht’ is het hele wereldverhaal, van Pizarro en Luque tot Allende. Tot vandaag.

Tot vandaag.
Het water heeft zich verkocht
en in de woestijnen
zag ik de pijpleidingen doodlopen,
de druppels ophouden,
en ik zag de armen, het volk,
rondwankelen in het zand,
omzwervend met enkel hun dorst.
Ik zag het nachtlicht

gerantsoeneerd,
in het huis van de rijken
brandde volop licht.
In de nieuwe hangende tuinen
is alles zonsopgang –
alles is zwart
in het ontstellende
donker van de krotten.
Daar gaat enkel nacht op.

Zijn analyse verheft zich boven ieder politiek debat, volstrekt evident. Maar zoals het is, zal het niet blijven, ook daarover gaan wij niet in discussie. Dat weten wij. ‘En dan komt de dag – dan zal het zijn: alles voor allen.’
Zo moge dit lied u ter ore komen. Zo moge het klinken. Zo moge het zijn.