Toespraak op de Avond voor Kerstmis

‘Deze wereld is verschrikkelijk. Geen beginnen aan.

Ekklesia, 24 december 2010

1. ‘Deze wereld is verschrikkelijk. Geen beginnen aan. Moord en doodslag. En God? Die zwijgt zo diep, in alle talen, dat je denkt: hij bestaat niet. Zo voelt het.’ Dat zei ik op de Avond voor Kerstmis vier jaar geleden. Een enkele van u vond dat geen tekst voor de avond voor kerstmis. Ik heb er over nagedacht, de woorden gewikt en gewogen en ik besloot ze vanavond te herhalen. Niet om iemand van jullie te kwetsen. Maar omdat ik zie en hoor dat het zo voelt – zo wordt gevoeld en gedacht. In vele verschillende stromingen, op eenzame woordeloze plaatsen. Wij horen bij die plaatsen waar zo wordt gevoeld. Wij horen bij alle wanhoop. Er wordt ook tegen die wanhoop in gedacht. Er wordt ‘en toch’ gedacht. Een joodse man, Benno Premsela, de aartsengel Gabriël van de homo-emancipatie, zei in een interview: ‘Als ik zou moeten geloven dat de mens slecht is, vind ik het zo hopeloos worden. Ik verkies te denken dat mensen wel deugen, dat vind ik een creatiever uitgangspunt’.
Of hij wel eens in Jad Vashem was geweest, vroeg de interviewer Ischa Meijer, ook een joodse man, een beetje jonger, maar oud genoeg om dit te mogen vragen, – Jad Vashem is het gedachtenishuis aan de Shoa, in Jeruzalem, waar alle feiten zijn gedocumenteerd. Ja daar was hij geweest, vele malen, hij vond Jad Vashem een monument van hoop en overlevingskracht: je ziet al dat verleden onder ogen en je zegt ‘en nu leven’. Dat moet je maar kunnen, zei Ischa. Dat moet je elkaar leren, zei Benno Premsela, en toen met een gebaar van ‘ach ik, hoor mij’: ‘ach weet ik veel, het is onredelijk optimisme – maar ik heb het wel.’

2.
De bijbel heeft het ook. Dat tegen de stroom in denken, dat ‘en toch’, die keuze voor optimisme. In de bijbel is God, en dat is literair, verhaaltechnisch, een meesterlijke vondst, de woordvoerder van dat ‘en-toch-denken’, van dat ‘onredelijke optimisme’. ‘Nu laat ons mensen maken naar ons beeld, die op ons lijken,’ zegt God, op de eerste bladzijde van de bijbel. ‘En God schiep de mens naar zijn beeld, beeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen’. Zo wordt de hoop op de toekomst van de mens gefundeerd in de oorsprong van de mens, in den beginne.

3.
Dat God de mens naar zijn beeld geschapen heeft – de mens, de mensheid, ieder mens hoogst persoonlijk en alle mensen tezamen – betekent dat hij ons ‘tot vrijheid’ geschapen heeft. In het bijbelse denken wordt die slag van mensheid naar óns onmiddellijk en altijd gemaakt: er stáát mens, het gáát over jou, jij bent die mens. Jij bent vrij gemaakt, tot vrijheid geroepen. ‘Jij bent’ betekent altijd ‘jij bent wordende’, jij zult zijn. Vrij ben je naar het beeld van God: God is niet vrij in de betekenis van willekeurig – hij kan doen wat hij wil – maar in de betekenis van bevrijdend. In het Uittocht- verhaal, over Israëls bevrijding uit het diensthuis Egypte, krijgt de God van de Schepping zijn definitieve naam: Bevrijder-God.

‘Tot vrijheid geschapen naar het beeld van God’ betekent: geschapen om elkaar te bevrijden, uit alle denkbare vormen van onderdrukking. Onderdrukking en verslaving voorkómen, is naar Gods beeld. Jezelf bevrijden uit angst en zelfhaat, om misschien ooit een ander te kunnen liefhebben, dat is naar Gods beeld – of noem het ‘in zijn geest’. Elkaar bevrijden van schuldenlasten; elkaar vergeven; zoeken naar een medicijn tegen aids, kanker uitroeien. En de wereld zo hervormen dat het noodlot, natuurrampen en epidemieën niet worden afgewenteld op de allerarmsten: dat is mens worden naar Gods beeld. En dat noem je vrijheid? Ja, dat noem ik vrijheid, zegt de God van de bijbel.

‘De aarde heeft Hij aan de mensen gegeven,’ zingt een psalm. En de mensen heeft hij aan elkaar gegeven. Hij heeft hen verantwoordelijk gemaakt voor elkaars toekomst, en hen toegerust voor het goede, met een geweten dat kan leren voorvoelen wat recht en wat slecht is. Deze vrijheid scheppende Bevrijder-God bevrijdt dus mensen door mensen, en niet anders. Hij die ons zo gemaakt heeft dat wij elkaar moeten redden, hij kon Auschwitz niet verhinderen, hij kan geen toekomstige rampen voorkomen, en hij kan ons niet vergeven wat wij elkaar aandoen. Toen deze God vrije mensen schiep, gaf hij zijn schepping uit handen – ín mensenhanden. ‘Vrij’ geschapen betekent dat hij ons de vrijheid geeft elkaar te behoeden voor Het Noodlot, te redden uit de armoedespiraal, de verloedering.

Maar mensen doen het niet. Ze doen het tegendeel, dood en verderf, Kijk maar! schreeuw ik.
Maar er zijn mensen die het wel doen. Kijk maar! zegt de bijbel dan, en geloof je ogen. Tot in de kleinste details worden wreedheid en ontrouw, dood en verderf beschreven. Maar in geen enkel bijbels geschrift, nooit één moment, worden zij tot noodzaak verheven of als doem geaccepteerd. Wat mensen ook uitspoken, ze blijven mensen. Ze kunnen zich ieder moment bekeren.

4.
De denkers en dichters van de bijbel gaan ervan uit dat binnen een niet te schatten tijdsduur, mensen bij machte zullen zijn hun ‘reflexen’ te beheersen en hun vrije wil te evolueren, ten goede. Uit kracht van die vrije-wil-ten-goede zal deze aarde tot nieuwe aarde uitgroeien. Ooit zullen wij onze verslaving aan macht en moord, aan roofzucht en angst en haat ‘ontgroeid’ zijn.
Misschien zijn wij over drie miljoen jaar bij machte het Koninkrijk van God op aarde te bereiken. Misschien dachten de denkers van de bijbel wel: mensheid naar Gods beeld is nog maar pas begonnen. De neurobiologie is ook maar pas begonnen. Het woord over de liefde is nog niet verklonken. De duisternis heeft het licht niet overmeesterd. Het lichtwoord heeft alle gruwelen van alle oorlogen overleefd.

5.
Tegen de gedachte in dat er een almachtige willekeur-god zou zijn, een ongenaakbare majesteit die zich laat bidden en smeken en dan wel zal zien of hij gehoor geeft, denkt de bijbel de gedachte, en houdt vol dat er een God van liefde is, die mensen hoogacht. Die hun liefde begeert. Hoe zou hij onze liefde begeren, als hij ons niet vrij gemaakt had om hem die liefde te geven of te weigeren? Niemand begeert toch liefde van een ander, als die ander niet vrij is om liefde te geven? Waarom heeft hij ons vrij geschapen? Omdat hij vriendschap wou, gelijkwaardige liefde.

God zingt vanavond met de stem van een sopraan, ‘van also hoghe’. Wij zijn moeilijke tobbers, diepzinnige denkers. God is een optimist, God weet: ‘mensheid naar mijn beeld is nog maar pas begonnen’. Moge dit musicalfragment hier nu een muzikale geestelijke oefening zijn in anders denken en hoop.