Pinksteren 2011

Toen de vijftig dagen waren vervuld,
waren allen bijeen onder één dak.

Ekklesia, 12 juni 2011

Lezing uit de Handelingen der Apostelen
Handelingen 2:1-13

Toen de vijftig dagen waren vervuld,
waren allen bijeen onder één dak.
En het geschiedde plotseling uit de hemel:
geraas, als van een geweldige storm
en vol daarvan werd heel het huis waar zij zaten.
Voor hun ogen verschenen tongen van vuur
die zich verspreidden en neerdaalden op hen.
En vervuld werden allen van heilige geest
en zij begonnen het woord te spreken met andere tongen,
zoals de geest hen te spreken gaf.
Nu waren daar, in Jeruzalem, Joden bijeen,
vrome mannen, uit alle volkeren onder de hemel.
Toen die stem daar geschiedde
liep de menigte te hoop
en werd door elkaar geschud
want ieder hoorde hen spreken in zijn eigen taal.
Allen raakten buiten zichzelf
en wisten niet meer hoe of wat
en de een zei tegen de ander:
Wat wil dit zijn?
Maar sommigen zeiden smalend:
Ze zijn vol jonge, zoete wijn!

Lezing uit het boek Openbaring
Openbaring 21:1-5

En ik zie
een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
want de eerste hemel en de eerste aarde
zijn voorbij
en ook de zee is niet meer –

en de heilige stad, Nieuw-Jeruzalem,
zie ik
neerdalend uit de hemel van Godswege
als een vrouw in bruidstooi,
bereid om tot haar man te gaan.

En ik hoor:
een grote stem, vanaf de troon,
die zegt:
Zie, de tent van God bij de mensen,
Hij zal wonen in hun midden,
zij zullen Zijn volkeren zijn,
Hij zal God zijn in hun midden.

Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen
en de dood zal niet meer zijn –
geen rouw, geen weeklacht, geen moeite meer.
Want wat vroeger was, is voorbij gegaan.
En die op de troon gezeten is, zegt:
Zie, Ik maak alle dingen nieuw.

Toespraak

1.
God onze toevlucht en kracht

De aarde verandert. Hij niet.
Bergen vallen in zee,
zeeën razen en tieren.

Maar Hij is een vaste burcht
een stad op rotsen gevestigd
in tuinen gespreid –
blinkende stromen doorstromen Hem
wars door zijn midden.

God onze toevlucht en kracht.

Hij gaat iets doen,
hij is als morgenlicht
met een groot voornemen op weg gegaan:

einde oorlog.

Hij heeft de stormwind bevolen
alle wapentuig bijeen te waaien
van waar ook ter wereld

gigantische belten –
hij steekt er de brand in:
vreugdevuur, hoog laait het op
diep dooft het uit

einde oorlog.

God onze toevlucht en kracht.

(Psalm 46 vrij)

2.
Aan het eind van haar verhaal proclameert de bijbel de utopie van een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde’. De Hebreeuwse taal, en dus de Joodse bijbel, heeft geen woord voor ‘wereld’. Wat wij ‘deze wereld’ noemen, heet in de taal van de bijbel ‘hemel en aarde’, dat waar je leeft, wat je ziet, hoog en laag, om je heen, ver weg en dichtbij. Die nieuwe wereld wordt ‘gezien’ als een stad; als een tuinstad, een paradijsstad vol bloeiende vruchtbomen, en met een rivier van kristalhelder water, zo blijkt uit de visionaire beschrijvingen in het laatste boek van de ‘Joods-Christelijke’ Thora- bibliotheek, de Apocalyps – toegeschreven aan Johannes, de geliefde leerling van Jezus van Nazaret.

Wat is, volgens de geest en naar de letter van de bijbel, het kenmerkende van ‘deze wereld’, van deze gangbare, ‘oude’ wereld? Het is de macht van de rijken en de machteloosheid van de armen: de willekeur van de folteraars, de uitbuiting door pooiers en kwakzalvers: zo worden ze op een rijtje gezet in deze apocalyptische tekst. Uitbuiting en onderdrukking zijn de cynische kenmerken van deze wereld; tranen dus, dood, rouw, weeklachten, een zee van ellende, golven, vloed, branding. ‘Zee’ staat in de bijbelse beeldspraak voor doodsmacht, verslindend geweld, het geweld van de vijandige volkeren – uit de zee zag de profeet Daniël de gedrochten oprijzen, de wereldrijken, de monetaire giganten. Wat zag Johannes? Een nieuwe wereld, ‘en de zee is er niet meer’. Er is geen dreiging meer, geen recht van de sterksten. Hij zag een nieuwe wereld waar mensenrechten gelden. En hij zag de nieuwe wereld ‘uit de hemel’ neerdalen.
Uit de hemel betekent ‘van Godswege’, en ‘van Godswege’ betekent: vanuit de Thora. De nieuwe wereld wordt geboren, daalt neer vanuit de Thora: zoals een kind neerdaalt uit de moeder – als het ‘ingedaald’ is, kan het geboren worden, aan het licht komen. Een nieuwe wereld die ‘uit God geboren’ wordt: die de vrucht is van het volbrengen van zijn Thora. ‘Uit God geboren’ betekent uit kracht van ontferming, uit trouw en volharding geboren, uit liefde.

En de heilige stad, Nieuw-Jeruzalem, zag ik, neerdalend uit de hemel van Godswege, als een vrouw in bruidstooi, bereid om tot haar man gaan.

De nieuwe wereld verschijnt, ‘openbaart zich’ als een vrouw die gereed en voorbereid is om begin en bron van nieuw leven te zijn. Zij wordt de moeder van nieuwe generaties; met haar begint de geschiedenis opnieuw en nu pas echt – er is een woord van Karl Marx dat, wanneer wij ons hebben bevrijd van de doem van onderdrukking en uitbuiting, de werkelijke mensengeschiedenis beginnen kan, dan pas.

Die neerdalende nieuwe wereld is een stad uit één stuk, één gestalte, in één oogopslag waar te nemen – terwijl het toch onze ervaring is dat een stad veel en onoverzichtelijk is, veelheid die op je zenuwen werkt, onderlinge verdeeldheid, tegenstrijdige belangen, onafzienbare stoeten gezichten en gedragingen, elkaar irriterende, discriminerende bevolkingsgroepen, kleuren, rassen, typen. Dat is een stad: wie kan zich met zo’n verscheidenheid identificeren?
De verscheidenheid der ontrechten, de veelheid van minderheden; de uit alle volkeren en talen op ons toesnellende vreemdelingen, de vele onverstaanbare talen, gedachtegangen, levensgestalten binnen onze eigen taal- en ‘volks’gemeenschap: dat alles ontregelt, verwart, chaotiseert ons, en roept het slechtste, angst en afweer, in ons wakker. Die verscheidenheid zal tot eenheid worden, tot gemeenschap. Wij zullen uit kracht van de Thora geleerd hebben met elkaar te leven. Dat wordt ons in dit visioen aangezegd in het beeld van de ‘heilige stad’.

En hij sprak: ’Zie, alles maak ik nieuw.’ En hij zegt: ‘Schrijf, want deze woorden zijn betrouwbaar en waar’. En hij sprak tot mij: ‘Ze zijn geschied.’ Dit toekomstvisioen staat geschreven in de verleden tijd, wat nog geschieden zal, wordt verteld alsof het al geschied is. Want wat geschied is, is mogelijk. Met nadruk wordt gezegd dat deze woorden niet onmogelijk zijn. Wat in dit toekomstvisioen gezien wordt, kan volbracht worden, kan toekomst, nieuwe geschiedenis worden. Kán.

Voor die toekomst instaan, en met dat visioen voor ogen nu leven, en niet afgestompt raken door de zorgen van iedere dag, en je niet laten intimideren door de harde stemmen der cynische realisten die het beter weten. Kom heilige geest van de Thora, van God Ik zal, de Komende.

3.
God Ik zal, de Komende,
woont in een stad –
prachtig hoog, op een rotsflank,
op zwaar gebergte gebouwd,
glanzende stad van ranke paleizen
zo wonen koningen –
vesting en vaste burcht is deze God.


De koningen van de aarde
hadden een plan: wij zullen,
wij zullen die stad, die god.
Toen zij haar zagen, verbijsterd
stortten zij in waar zij stonden,
door hartinfarcten geveld;
als schepen door stormwind verpletterd.

Ook wij toen wij mochten zien
wisten niet wat we zagen,
stad van bloeiende fundamenten
met haar omarmde muren.
Daar loopt een kind geen gevaar
wandel verliefd en vrolijk
in deze stad zonder dood

die neerdaalt uit de wolken
alle zondagen weer.

(Psalm 48 vrij)