Eklesia, 23 mei 2010
Voorlezing uit het evangelie van Lukas
En het geschiedde toen heel het volk gedoopt werd
toen ook Jezus werd gedoopt,
toen hij daar te bidden stond,
dat de hemel werd geopend
en de heilige Geest in lijfelijke gestalte,
als een duif, neerdaalde over hem.
En een stem geschiedde uit de hemel:
jij bent mijn kind, de geliefde, die ik verloren heb.
Lukas 3:21-22
Voorlezing uit het boek Handelingen
Toen de vijftig dagen waren vervuld,
waren allen tezamen onder één dak.
En het geschiedde plotseling uit de hemel:
geraas, als van een geweldige wind
en vol daarvan werd heel het huis waar zij zaten.
Voor hun ogen verschenen tongen van vuur
die zich verspreidden en neerdaalden op hen.
En vervuld werden allen van heilige geest
en zij begonnen het woord te spreken met andere tongen.
Handelingen 2:1-4
Woord ten geleide
Het is Pinksteren, vijftigste dag na Pasen, 23 mei 2010. Welkom u allen, lieve gemeente. Welkom Mosa Quinte Tiamo, met al je genodigden – op 9 november 1998 werd je geboren, vandaag word je gedoopt. Waarom wil je gedoopt worden? ‘Omdat ik bij goede mensen wil horen’, was je antwoord. Ik vond het een mooi antwoord, en ik weet dat veel mensen hier ook zo denken.
Deze ekklesia probeert ‘een gemeente’ te zijn, een bezield verband, in de geest van de Jezusbeweging die geboren is op de vijftigste dag, zoals we zojuist gehoord hebben, en die gedoopt werd met de heilige geest… daar moet ik, bedenk ik nu, direct in mijn toespraak nog iets meer over zeggen, want je moet het wel goed kunnen begrijpen… Ik zal mijn best doen.
Lieve Mosa Quinte Tiamo, ik preek vandaag voor jou, maar ik vraag al je genodigden en aanwezigen goed mee te luisteren, en mee te zingen. In de liederen van vandaag komt het woord ‘water’ veel voor. In het grote bijbelse verhaal worden de woorden van God vergeleken met een bron van levend water, met een vloed, zelfs met de branding – en iemand die goed wil zijn, is een boom geplant aan stromen levend water. En met dat water word jij gedoopt, lieve Moos, lieve allemaal, laten we aandachtig luisteren en zingen, om in deze dienst zo gelukkig mogelijk te worden.
Voorlezing van Psalm 1 vrij
Goed is
at je niet doet wat slecht is
niet achter oplichters aanloopt
niet met Ploert en Schender heult
niet je schouders ophaalt
‘ploert en schender, ach
zo is de wereld’.
Goed is dat je goede woorden
overweegt en wil:
Heb je naaste lief die is als jij
de vluchteling, de arme, doe hen recht.
Prent ze in het hart van je verstand,
die woorden
zeg ze voor je uit
gezegend ben je
een boom aan stromen levend water
vruchten zul je dragen
blad dat niet vergeelt
het zal je goed gaan.
Oplichter
ongezegend zal je zijn.
Een storm steekt op
je waait de leegte in.
Woord van Hem-Alleen
Hoor wij allen
Woorden van de profeet Jesaja
Die van oertijd af onwankelbaar god is
jouw boetseerder van de moederschoot af
schepper, Hij-Alleen, van aarde en hemel.
Kan niet laten steeds weer aan jou te denken –
spreekt zijn licht van licht, zijn woord, tot de mensen,
levend water – afgemat zijn de mensen,
niet getraind in zoeken; graaien verwilderd
in de ruimte, drinken distels en doornen.
Wie Hem zoeken zullen vinden en leven.
Gaan. Gáán als op adelaarsvleugels, lopen,
lopen onvermoeibaar –
en raken niet op.
Jesaja 40, vers 28-31
Toespraak
Lieve allemaal, de Jezusbeweging is bijna tweeduizend jaar geleden begonnen met de stem van een roepende in de woestijn, Johannes de Doper. Hij riep om bekering en een nieuw begin, hij riep: wie twee paar kleren heeft, geeft één paar weg. Jezus van Nazaret laat zich ook dopen, zoals ons voorgelezen werd – en hij neemt de oproep van Johannes over: de tijd is vol, keer je leven om, keer je om naar elkaar, deel je leven met elkaar – gedeeld verdriet, gedeelde vreugde, gedeelde rijkdom… dat iedereen op aarde genoeg heeft om te leven. Dat noemde hij ‘koninkrijk van God’, nieuwe wereld. Dat was zijn visioen, dat was en is het visioen van zijn Joodse traditie.
Dat visioen is samengevat in… daar gaan we weer, ja daar gaan we weer – dat visioen is samengevat in de woorden (zeg ze maar mee) ‘heb liefde tot je naaste die een mens is zoals jij’.
Ja maar, je naast, je naaste, je naaste! In zo’n stikvolle wereldstad, al die mensen, zijn dat allemaal je naasten? Dat is toch niet te doen, geen beginnen aan! Wie is mijn naaste? Op die vraag heeft de Joodse leraar Jezus antwoord gegeven. Iemand vraagt hem: wie is mijn naaste. Hij zegt: een Nederlandse man wordt op weg naar zijn huis in een buitenwijk van Amsterdam, het is twee uur ’s nachts, overvallen, neergestoken, beroofd, hij bloedt uit grote wonden. Er komt een dure auto aan, in het licht van de koplampen ziet de bestuurder de man liggen, hij geeft gas. Er komt een brommer voorbij, hij kijkt, rijdt door, kijkt nog even om. Een uur later komt er een taxi voorbij, aan het stuur een Marokkaanse jongen. Hij denkt: een hoop vodden, of toch niet? Hij stopt, stapt uit, tilt hem in zijn armen, rijdt hem naar het AMC, regelt een spoedopname, betaalt de kosten. Wie, denk je, is de naaste geworden van die neergestoken mens? Ga jij en doe ook zo.
Kán dat verhaal over God en een nieuwe wereld? Het zou niet geschreven zijn als het niet geleefd was, geprobeerd, en gelukt – tussen twee mensen, tussen vier, zeven, zeventig maal zeven mensen; en dan weer niet gelukt; en dan weer opnieuw geprobeerd.
Bedenk ook: het verhaal stemt overeen met je diepste geweten, het klopt met je hart – wij zijn zo gemaakt dat wij het herkennen als een groot ideaal. Het is niet te hoog voor je, zegt God in de bijbel. Je kunt ervoor kiezen aan die nieuwe wereld mee te doen; zoek mensen op die er mee bezig zijn, in vertwijfeling en hoop, tegen alle cynisme van de oude wereld in.
Ik ga jou dopen in de hoop, niet in het cynisme. Ik doop jou met water, niet met azijn. In de hoop op een wereld ‘waar kinderen helder en jong zijn, dieren niet worden gepijnigd, niet één mens meer gemarteld, niet één mens meer geknecht’, geslagen, gepest, misbruikt.
In zo’n visioen kun je groeien, zo jong als je bent en zo oud als je wordt.
En als we jou dan gedoopt hebben in de naam van God-Ik zal er zijn, in de naam van Jezus-Hebt elkander lief, en in de kracht van de geest die het gezicht van deze wereld zal vernieuwen: dan vieren we eucharistie. Wat is dat, ‘eucharistie’? Eucharistie is een oud Grieks woord dat ‘bedanken’ betekent. Dank je wel, God-Ik-zal-er-zijn, schepper van hemel en aarde, dank je wel dat het leven zin heeft, dat liefde kán, dat het niet onmogelijk is elkaar te vergeven. Dank je wel, zo onzichtbaar als je bent, vriend-vader, dank voor het visioen van een nieuwe wereld. En we zullen proberen die jongen uit Nazaret, die zoon van jou, niet te vergeten. Wij zullen ons leven, ons brood, onze hoop en wanhoop met elkaar delen zoals hij ons heeft voorgedaan. Daarom vieren wij eucharistie met brood en wijn.
En dan nog dit:
Van de stormzee, de holle golven, een straat maken. Gaan we zingen – hoezo, wat betekent dat? Dat kan toch niet? Nou, ga maar eens kijken in de Beemster en in de Noordoostpolder. Ooit stormde het daar holle huizenhoge golven – nu zijn er mooie straten, leuke huizen, bloeiende tuinen. Van de grote zandvlakte grazige weiden, akkers en boomgaarden maken – hier en daar op deze aarde lukt dat, vraag me niet hoe, maar het gebeurt. Van de helleveeg een sneeuwvlok maken – hoeveel hellevegen zijn er in deze zaal, kerkzaal, die in de loop van een heel lang of heel kort leven in een sneeuwvlok zijn veranderd – u mag uw vinger opsteken. Ik wil maar zeggen: zeg nooit nooit! Er staat geschreven in het Grote Verhaal: niets is onmogelijk, niets is onmogelijk bij God.
Maar spoken bestaan niet. En vrienden bestaan wel. Prent ze in het hart van je verstand, die woorden – zeg ze voor je uit – als een mantra, een lijfspreuk, avond en morgengebed. Spoken bestaan niet, vrienden bestaan wel. En zing ze, die woorden, in je hoofd en hier, hardop, met ons allen. Amen.