Is God onzegbaar

Is God onzegbaar, onuitsprekelijk? Er is veel religieuze geheimtaal en
godsdienstig jargon dat die indruk wekt. God is een mysterie – áls hij
bestaat, dan aan gene zijde van alle talen.

Ekklesia, De Nieuwe Liefde. Amsterdam, 1 februari 2015

1.
Is God onzegbaar, onuitsprekelijk? Er is veel religieuze geheimtaal en
godsdienstig jargon dat die indruk wekt. God is een mysterie – áls hij
bestaat, dan aan gene zijde van alle talen.
Als je de bijbel voor je denken over God tot uitgangpunt neemt, hoef je
niet om woorden verlegen te zitten. Wie hij is en niet is, hoe hij God is en
hoe en waar je hem op het spoor kunt komen, dat wordt in dat boek
luidkeels en openlijk uitgesproken, en alle maatschappelijke, politieke
gevolgen daarvan worden duidelijk gearticuleerd. In beelden en
gelijkenissen. Niet in definities. Definities sluiten elkaar uit, beelden en
gelijkenissen omarmen elkaar. In de beeldspraak van de psalmen wordt
God in één adem licht en rots genoemd – hij is zo wijd en zwaarwegend
en licht als licht, hij staat zo standvastig en trouw als een rots. Op
dezelfde ‘poëtische wijze’ spreken de bijbelse verhalen over God als
vriend en vader, over zijn handen en zijn schoot en zijn aangezicht. En
onze liederen zijn op die beeldspraak geïnspireerd.

2.
Volgens het bijbelse verhaal zijn er twee goden: die, die licht en rots,
vriend en vader, eerste en laatste, liefde, alles in allen wordt genoemd –
én die, die Baal Mammon heet, namen die bezitter, uitbuiter,
roofzuchtige, meedogenloze geldgod betekenen.
Die tweede verschijnt in Egyptische farao’s en Romeinse keizers, in
Ploert en Schender, en overal waar ‘het recht van de sterkste’ regeert.
Die tweede is in veel bijbelverhalen de eerste, de machtigste, meest
aanwezige. De eerste is een onzienlijke stem, ‘enkel stem’.

Ooit gehoord:
dat vierentwintighonderd jaar geleden
in een smaldeel van het Midden-Oosten
werd geschreven ‘Hoor jij

Ik, de Naam-Ik-zal, ik ben de god
die jou uit het slavernijsysteem,
het diensthuis van Egypte
heeft uitgeleid’.

Die god, die stem, dat woord,
ooit van gehoord?

Die tweede god, Baal Mammon, verschijnt en werkt tot op vandaag, en
over-overmorgen in wereldwijde politieke manoeuvres, in wat heet, ‘de
economisering van de samenleving’. Ik citeer Marcel van Dam, bekende
Nederlander, hij schrijft in zijn ‘laatste’ column in De Volkskrant,
donderdag 29 januari jongstleden, het volgende: ‘Praktisch alle beleid
staat in de dienst van de economie zoals die wordt gedicteerd door een
wereldwijd geliberaliseerde financiële markt (…) Alles wordt dienstbaar
gemaakt aan economische wedijver en groei(…) Individuele belangen
en hebzucht overwoekeren gemeenschappelijke belangen en solidariteit.

De eerste god, die onzienlijke stem, werkt ook, klinkt op, licht op, in
wereldwijd hier en daar mensen, die meestal met de moed der wanhoop,
proberen het recht van de sterkste terug te dringen.

Die onzienlijke stem wordt liever geen ‘god’ genoemd, in de gangbare
betekenis van dat woord … de gangbare betekenis van het woord ‘god’
is ‘almachtig opperwezen’.
In de joodse religieuze traditie, in de synagoge, die van deze Ekklesia de
geestelijke moeder is, wordt die ‘stem’ De Naam genoemd – en De
Naam is geladen met het visioen van bevrijding uit alle slavernijsystemen
van alle tijden.

De meeste godzeggers – gelovig of agnost – bedoelen niet die visionaire
stem die tot bevrijding oproept maar dat almachtig opperwezen.
Deze bijeenkomst hier, dit aandachtig-vroom-Ekklesia-ritueel, is bedoeld
om ons te herinneren en te doordringen van De Naam – die geen ‘god’ is
als Baal Mammon, en naar een woord van Pascal geen ‘god van
filosofen en geleerden’, geen denkbare, geen logische bewijsbare god,
maar de God van Abraham, Izaäk en Jakob, die van de synagoge; door
Jezus een God van levenden genoemd, door Paulus ons beloofd als ooit
‘alles in allen’.

3.
In februari 1861 schreef Eduard Douwes Dekker ‘Het gebed van den
onwetende’.
In mei 1860 was zijn grote aanklacht, Max Havelaar, verschenen;
sindsdien noemde hij zich Multatuli, wat ‘Ik heb veel gedragen’ betekent.

Die onwetende, is dat Multatuli zelf? Het is een wanhopig onwetende die
in deze tekst aan het woord is. Hij heeft goed nagedacht, veel
geredeneerd en scherp geluisterd naar theologen en filosofen. Meestal
komt de agnost-in-ons niet tot zulke heftige conclusies.

Ik weet niet of wij zijn geschapen met een doel…
of maar bij toeval dáár zijn. Ook niet of een God
of… goden, zich vermaken met ons leed


‘Geschapen’, een algemeen christelijk woord uit de bijbel betekent: niet
zo maar bij toeval ontstaan, een speling van het lot, maar gemaakt om
een doel te bereiken, opgenomen in een bestemmingsplan, ten goede.
Hij weet het niet, de onwetende. Anderen schijnen Gods bestaan te
ervaren, maar wat heeft hij daaraan? ‘Ik versta hem niet. Ik vraag
waarom hij zich aan andren opbaarde, en niet aan mij. Is ‘t ene kind den
vader meer nabij dan ‘t andere?… De vader die vergeefs zijn kind laat
roepen, handelt wreed.’
En dan wordt het een stormachtig gebed, op de toonhoogte van de
psalmen.

Ik ken U niet, o God! Ik riep U aan, ik zocht,
Ik smeekte om antwoord, en Gij zweeg! ik wôu zo graag
Uw wil doen… niet uit vrees voor straf, uit hoop op loon,
Maar zoals ‘t kind den wil zijns vaders doet… uit liefde!
Gij zweeg… en altijd zweegt Ge!

En ik dool rond, en hijg
Naar ‘t uur, waarop ik weten zal dat Gij bestaat…
Dan zal ik vragen: ‘Vader, waarom nu voor ‘t eerst
Uw kind getoond dat het een vader had…
En dat het niet alleen stond in den strijd,
Den zwaren strijd voor menslijkheid en recht?…


In de laatste regels wordt de wereld neergezet zoals zij nog altijd is, met
een verwijzing naar de maatschappijanalyse van de bijbelse profeten én
van Marx en via een citaat uit psalm 1 zoals die in de negentiende eeuw
in veel kerken gezongen zal zijn:

De wijze – hij die wél weet – wél God kent – bespot den dwaas,
En reikt hem gal, en jubelt: ‘hoor, hij roept zijn vader!’
En prevelt: ‘dank, o Heer, dat ik niet ben als hij!’
En zingt een psalm: ‘welzalig hij die in der bozen raad
Niet zit, en niet op ‘t vuile pad des zondaars gaat…’

De wijze sluipt ter beurze, en schachert integralen

De Vader zwijgt… O God, er is geen God!

4.
De Naam. Visioen van bevrijding. Enkel Stem. God van Levenden. God
alles-in-allen. En
O God er is geen God. Niet “God bestaat niet, kom op, gebruik je
verstand’ of soortgelijke cynische one-liners. Maar een zachte, bijna
ingehouden uitroep van wanhoop; van schaamte ook, dat je erop
gehoopt had dat er toch wel een god zou zijn, een laatste gelijk na
zoveel strijd tegen leugen, corruptie, onrecht. Maar nee. ‘De vader zwijgt.
O God , er is geen God’.
Ben ik de enige hier die dit herkent. In zichzelf, in geestverwanten, in
ideaal-genoten? God zwijgt zo diep in alle talen dat het voelt alsof hij niet
bestaat. Zo voelt het; eerst soms even, dan steeds vaker, dan gewoon
altijd als je de krant leest en naar het nieuws kijkt, als je nadenkt; als je
de moed hebt door te denken en door te voelen.
Marcel van Dam schrijft in zijn laatste column dat hij het geloof in de
vooruitgang is kwijt geraakt. Geloof in de vooruitgang is geloof in een
betere, nieuwe wereld; geloof in ooit bevrijding uit alle denkbare
slavernijsystemen; geloof dat je bent opgenomen in dat
bestemmingsplan.
Dat geloof kun je kwijtraken. Langzaam of plotseling valt het uit je ziel. Je
kan niet meer. Geloof is krediet geven, vertrouwen als in een liefde. ‘I
love, I believe you.’- je kunt het niet meer meezingen.
Zo is het velen vergaan. Zo zou het mij vergaan zijn als deze ekklesia
niet mijn roeping was geweest, met anderen samen, ónze roeping. Als er
niet – meer dan vijftig jaar lang- steeds weer mensen waren geweest die
deze ekklesia wilden zijn. En zo kan het geschieden dat wij, soms even,
toch, een stem horen die doodstil fluistert: het zal, en dat wij niet
begrijpen maar wel hopen. Zoals, in een Oost-Europees joods verhaal,
Rabbi Eliëzer Ben David, als hij op sjabbat de gebeden zingt, een
nieuwe ziel ontvangt en zeker weet, boven alle dagelijkse vertwijfeling
uit.

‘Gij die tot hiertoe onze toekomst zijt,
dat wij niet in vertwijfeling verzinken.’

Toekomst. De Naam, die van die ene eerste bijbelse god, die ‘Stem’ van
het bevrijdingsvisioen, die Naam staat geschreven in de toekomende tijd:
Ik zal er zijn, Ik zal, – er zullen mensen komen die-.

Doe lichten over ons jouw aangezicht, jij Komende – zo zal je heten tot
het einde der tijden.