Avond voor Kerstmis, 2007

‘Over zee met heel hun volk op schepen’ – daar, kijk, komen ze, over de wereldzeeën

Toespraak op de avond voor Kerstmis 2007

1.
‘Over zee met heel hun volk op schepen’ – daar, kijk, komen ze, over de wereldzeeën, nu nog in wrakke bootjes, ooit op zeekastelen; nu nog vluchtend, asielzoekend, ooit met alle schatten van hun cultuur beladen, om die te delen … zij hebben de kusten van Noord- en West- en Zuid-Europa uitverkoren. Het lied gaat in vervulling: ‘En ooit zullen koningen en wijzen / over zee met heel hun volk op schepen / komen om te wonen in ons midden’. Naar schatting de helft van de huidige autochtone Nederlanders moet er niet aan denken, maar bijbelsprofetische dichters als Micha en Jesaja fantaseerden stoutmoedig over zo’n open veelkleurige samenleving. De strekking van hun liederen is: dat het ooit goed zal komen tussen al die volkeren die elkaar nu nog haten en vrezen; ‘dat het goed zal komen met deze wereld’. Ooit zal ieder volk, ieder mens overal ter wereld welkom zijn –

‘en het zal geschieden dat wij leven
samen, in gerechtigheid en vrede,
en dan zult Gij God zijn, Een in allen’.

God is nog niet God. ‘God Ik zal er zijn’, die van Abraham, Mozes, Jezus, die is pas God als wij mens geworden zijn, dat wil zeggen als wij ‘samen leven in gerechtigheid en vrede’. Dan pas zal hij God zijn, één in allen, alles in allen.

2.
Ik heb van de fantasieën van Micha en Jesaja één lied gemaakt en dat aan Simeon in de mond gelegd – Simeon die geestgedrevene in het heiligdom van Jerusalem, die het kind Jezus even mag vasthouden, en aan het zingen slaat over bevrijding en licht voor alle volkeren. In dat tafereel wordt uitgebeeld, dat Jezus zijn zielskracht en inspiratie en hoop ontvangt van Israëls profetische traditie. Simeon zingt op hem in, zoals wij inzingen op onze kinderen als wij ze dopen, ‘vrede voor jou’. ‘Bevrijding en licht voor alle volkeren’: als Jezus zelf aan zijn prediking begint, noemt hij dat ‘het Koninkrijk van God’. ‘De tijd is vol, het koninkrijk van God dichtbij. Keer je leven om’.

In die dagen zuchtte Israël en alle volkeren onder de tirannie van goddelijke Romeinse keizers. Jezus’ omgekeerde leven eindigt aan een Romeinse martelpaal. Maar zijn volgelingen, zijn ekklesia, hebben vastgehouden aan dat Koninkrijk-van- God visioen, door Paulus, hun eerste woordvoerder, beschreven als een wereld zonder scheidsmuren en dodelijke tegenstellingen, een samenleving van gelijkwaardige mensen, de verzoening van alle volkeren met elkaar. En zo leerden zij, die eerstelingen, leven in de geest van Jezus, die zijn hun Messias noemden, de eerstgeborene van een nieuwe wereld.
Zo is zij begonnen, die messiaanse beweging, die nu ‘het christendom’ wordt genoemd. Zo is het begonnen, in die dagen.

3.
Achttien, negentien, twintig was ik, roomskatholiek. De bijbel? Nooit gelezen – wel iets over gehoord. Je had, Het Nieuwe Testament. Dat ging over Jezus. Er was ook een Oud Testament, dat was van de joden. Dat ging over de eeuwen vóór Jezus. Over Abraham en Mozes en de profeten die hem voorspeld hadden, dat hij zou komen. En toen hij gekomen was, begon het. Wat begon er toen? Het licht ging aan, het christendom begon, de katholieke kerk, de paus en de bisschoppen, het 1priesterschap en dat Jezus in de hostie was. En dat je God moest dienen om in de hemel te komen, en dus regelmatig moest biechten, en bidden tot de maagd en moeder Gods Maria.
Daar kwam, in meer of minder woorden, het roomskatholieke verhaal op neer, begin vijftiger jaren van de twintigste eeuw. De protestanten vertelden het verhaal een beetje anders, zonder hostie en Maria, maar ook voor hen was het Oude Testament toch vooral voorspelling, ‘voorzegging’ van Jezus Gristus.

Hoe zijn wij op andere gedachten gekomen, katholieken èn protestanten, op andere gedachten vooral over dat zo genoemde ‘Oude Testament’?

4.
Wij waren kinderen van de Tweede Wereldoorlog – kinderen ten tijde van de jodenmoord. Toen die verschrikking tot ons bewustzijn doordrong, halverwege de vijftiger jaren – dat dat gebeurd was in het ‘christelijke’ Europa – was dat voor velen het einde van het verhaal.
Het zijn ‘overlevenden’ geweest, joodse leermeesters en schriftgeleerden die ons verlangen wekten naar een ander verhaal. In leerhuizen, en in boeken die op de onderste plank van onze theologische bibliotheken stonden weggestopt, ontdekten wij een ander verhaal: het oorspronkelijke profetische visioen van een wereld zonder scheidsmuren, en wij gingen begrijpen dat Jezus de sleutelwoorden van zijn joodse traditie aan ons doorgegeven heeft.

Nieuwe oorlogen, armoede en onrecht wereldwijd, èn toenemende feitenkennis, televisiebeelden, riepen ons op tot gewetensonderzoek en gewetenshervorming. En tot een nieuwe lezing en interpretatie van het Aloude en het Nieuwe Testament. En zo kon het geschieden dat katholieken en protestanten samen het profetisch- messiaanse visioen gingen herkennen als hun gemeenschappelijke toekomst èn hun allereerste begin.

5.
Er is sindsdien een liturgie gegroeid waarin het andere verhaal gezongen wordt, en in het ‘ritueel van brood en wijn’ verkondigd. Wij zoeken beelden en melodieën die het verlangen in ons oproepen en levend houden, ‘dat een nieuwe wereld komen zal waar brood genoeg – ‘ wij geven die hoop niet op – vaak met de moed der wanhoop geven wij de hoop niet op –

Dat een nieuwe wereld komen zal waar
brood genoeg en water stroomt voor allen –

6.
Inge, Inge Pool – velen van u hebben haar gekend of minstens ooit gezien. Zij kwam meer dan twintig jaar in onze diensten. Zij is een van de zeven die dit jaar in ons midden zijn gestorven en wier namen wij zullen noemen straks in de viering van de Eucharistie. Zij was de jongste van de zeven. Zij zou op 27 november 48 jaar zijn geworden, zij stierf op 1 november.
In een van onze laatste gesprekken kwam die ‘nieuwe wereld ‘-tekst van Jesaja voorbij: ‘Geen kinderen zullen daar sterven, oude mensen maken hun dagen vol, en jonge mensen zullen daar pas op hun honderdste sterven’.
Dat ga jij niet meemaken, Inge. Nee, maar ik heb deelgehad aan de hoop – en nog. ‘Hij zal uw ziel bewaren’, die psalmwoorden moesten boven haar doodsbericht. Je ziel, dat is waarmee je kijkt en zoekt en hoopt en twijfelt en niet weet en toch – wat je handen doet doen en je voeten doet gaan, dat is je ziel – je oogopslag en het licht in je, dat is je ziel.

7.
‘Hij zal je ziel bewaren’ – en zo, in leven en sterven moge het zijn voor ons allen.