Ekklesia, De Rode Hoed. Amsterdam, 20 september 2015
Ten geleide
In de Griekse vertaling van de joodse bijbel, de Septuaginta, is het woord ‘ekklesia’ de weergave van het Hebreeuwse woord ‘qahal’, dat ‘bijeengeroepenen’ betekent. De woorden qahal-ekklesia duiden niet op mensen die op eigen initiatief bij elkaar gekomen zijn en op eigen kracht bij elkaar blijven. Ze zijn bij elkaar gehááld, door een stem, woorden, een verhaal, en ze worden bij elkaar gehouden door dat verhaal.
De qahal van de ‘kinderen van Israël’, die allereerste bijeengeroepenen, werden bijeengehouden door woorden van bevrijding, een oproep tot uittocht, een verhaal over goed wijd land; in het Griekse ‘Ekklesia’ klinkt het woord ‘kalein’, roepen, door, en ‘ek’ betekent ‘uit’: ekklesia dat zijn die ergens uit weggeroepen zijn, en ergens naar toe. Dat woord roept het beeld op van een weg die gegaan moet worden en van reisgenoten.
Is het een chique woord, ekklesia? Dat las ik ergens. En duidt het een nogal elitair clubje aan? Dat las ik ok ergens. Zijn wij chique, zijn wij een elite? Wees genadig. Kom bevrijden.
Toespraak
1.
Bij Lukas 10, vers 17-21. Hij bevindt zich in Galilea, het noorden van wat nu Israël heet. Hij heeft zijn aangezicht ‘sterk’ gemaakt om te gaan naar Jeruzalem dat zuidwaarts ligt. Daar zal de confrontatie met de machthebbers van de oude orde geschieden, met de priesterkaste die samenzweert met de Romeinse bezetter – bittere ernst; daarom staat er dat hij zijn aangezicht sterk maakt. Dan wijst hij 72 volgelingen aan die, voor hem uit, alvast glimpen, flitsen van een nieuwe wereld moeten uitzaaien: genees de zieken en zeg hen dat het koninkrijk van God vlakbij gekomen is. Drijf ze uit, de demonen van doemdenken en cynisme, laat je niet intimideren door wie de macht hebben dit zieke slavernijsyteem in stand te houden, nu nog wel, maar ooit niet meer – want ik heb de satan als een bliksemschicht uit de hemel zien vallen – en dan, in vervoering, in taal van heilige geest: ik dank jou, vader, dat jij jouw nieuwe komende wereld bestemd hebt voor de kleinen, de onmondigen die geen verweer hebben; geen woorden om hun recht op te eisen, de minsten, de minima worden ze vandaag genoemd; die, ook als de economie uit de crisis is, er nog op achteruit gaan – zij zullen de eersten zijn in dat nieuwe bezield verband van jóuw koninkrijk, zegt deze Jezus van Nazareth, in taal van heilige geest. Dat Jezus de God van Mozes en de profeten zijn vader noemt, betekent dat hij de Bevrijder God, de Naam-Ik zal die uit het diensthuis wegvoert, als zijn oorsprong herkent, en de Thora van de bevrijding als zijn beginsel. Daar zal hij voor leven en sterven, afgeslacht als een lam.
2.
Wat is een ekklesia? Wij beginnen ons ‘spirituele’ seizoen met vragen, en er zullen er, de komende maanden, nog vele volgen. Een ekklesia is: ‘Stilte nu. Deze bijeenkomst moge ons geven kracht, dat wij niet wanhopen aan ooit vrede op aarde. Stilte nu’. Een ekklesia is bemoediging, oefeningen in volharding. Ook verontwaardiging en gedeelde woede. Maar ook: goed kijken wat gebeurt, en analyseren; het goede dat gedaan wordt in kaart brengen, benoemen, bewonderen, en je verheugen in al die namen die opgeschreven staan in de komende wereld.
Velen van ons komen uit een kerkelijke traditie waarin de deelnemers aan de liturgie hun zondigheid en nietswaardigheid zwaar werd ingepeperd en waarin ze moesten belijden dat zij gezondigd hadden door gedachten, woorden en daden: ‘door mijn schuld door mijn schuld door mijn allergrootste schuld’. Die traditie bestaat nog, maar niet hier. ‘Was mij schoon, geef een nieuw hart’, zingen wij. Wij zijn er ons, in de loop van vele jaren, steeds bewuster van geworden, dat de grote belevingen en visioenen van de joods-messiaanse geloofstraditie ons zijn overgeleverd in een versleten onverstaanbaar kerkelijk jargon. We kunnen veel woorden niet meer navoelen, meezeggen. Ook deze niet?: ‘God van God, licht van licht’ – bedoeld is die man uit het evangeliefragment – ‘één in wezen met de vader’, woorden uit de vierde eeuw van onze jaartelling; daar voeg ik enkele woorden als uitleg aan toe, ‘één in wezen’ betekent ‘één van hartstocht en bezieling’ – kan dat oude stukje credo, zo uitgelegd, in onze ekklesia mee tot in de 22 ste eeuw? Ik hoop het, ik wil het niet kwijt.
En wat we ook niet kwijt moeten willen: dat Jezus, in joods-messiaanse beeldspraak, dat de aanstichter van het koninkrijk van God, de belichaming van dat grote visioen, dat hij een lam genoemd wordt dat de zondenlast van deze wereld wegdraagt.
Beeldspraak die in veel latere christelijke theologie verbonden is met een god die het bloedoffer vraagt van zijn zoon ter verzoening met een verworpen mensheid – of soortgelijke onbijbelse statements die het zielenleven van miljoenen christenen hebben verward en hun dagelijks bestaan tot een loden last gemaakt. Een ekklesia moet terugkeren naar de oorspronkelijke strekking van dat beeld. De zondenlast van de wereld wegdragen, betekent: deze ontwrichte wereld op je nemen, niet ontkennen, niet vervloeken, niet ontvluchten, maar in jouw doen en laten, in jouw toewijding, tot wereld anders, nieuwe wereld maken – het kwade verdampt, nieuw begin blijkt mogelijk; het kwade overwinnen door het goede … waartoe wij bestemd zijn, ook al volbrengen wij het in gebreke. ‘Als een lam draag de zondenlast de wereld uit, heb jij gezegd, heb jij gedaan, Jezus Messias, dat wij het doen, jou achterna.’
3.
De Ekklesia wordt in de oudste geschriften van onze beweging, de brieven van Paulus, ‘het lichaam van de messias’ genoemd. ‘Lichaam’ is aanwezigheid, energie, uitstraling – een lichaam is geen droom, geen illusie, geen fictie. De Ekklesia Amsterdam, zou waar zij zich bevindt in deze wereld, in Amsterdam dus, messiaans aanwezig moeten zijn: energiek, moedig, behulpzaam, barmhartig, hoop uitstralend – en alle ledematen van het lichaam op hun eigen, onvervangbare manier – we kennen die beeldspraak van Paulus. In de parabel over de barmhartige samaritaan, Jezus in de mond gelegd, wordt aan elke ekklesia voorgehouden, waartoe zij geroepen is. Ooit van gehoord? Zij zullen het zingen, koor en allen éénstemmig:
Ooit gehoord:
dat vierentwintighonderd jaar geleden
in een smaldeel van het Midden-Oosten
werd geschreven ‘Hoor jij
Ik, de Naam-Ik-zal, ik ben de god
die jou uit het slavernijsysteem,
het diensthuis van Egypte
heeft uitgeleid’.
De ekklesia is de plaats-bij-uitstek waar het vluchtige vloek- en stopwoord ‘god’ wordt opgeladen tot de Naam Ik zal er zijn, God Bevrijder.
Ooit gehoord:
dat sinds tienduizend jaar tot op vandaag
uit de Babeltorens dezer wereld
wordt gebliksemd ‘Hoor jij
Ik de Heer Baal Mammon ben de god
die jou uit het solidariteitsfantoom
het diensthuis ‘naastenliefde’
heeft uitgeleid’.
Dat wij alle vluchtelingen een veilige plek in Europa zouden willen geven, dat is volgens Heer Baal Mammon het ‘solidariteitsfantoom’, ofwel een bespottelijke illusie. Dat, naar een woord van de joodse wijsgeer Levinas, wij mensen ‘uitverkoren zijn om elkaar te dienen’ – dat noemen de aanhangers van deze ‘gangbare economie–god’ de ethiek van de zelfvernietiging, ‘het diensthuis naastenliefde’. Daar moeten we – vindt de meest gelezen schrijfster van de wereld, Ayn Rand – daar moeten we vanaf, van dat altruïsme dat alleen maar schuldgevoelens oplevert.
En dan doorzingen, derde strofe, maar nu zo zacht mogelijk.
Ooit gehoord:
dat een weerloos mens werd neergeslagen,
dat een mens het zag en werd bewogen,
bij hem knielde, zwijgend
toen hem in zijn armen droeg en bracht
waar het veilig is, een wereld nieuw,
waar mensheid zal genezen
van razernij –
die mens, die wereld nieuw,
zo één zal jij?