Voor de Kerst maakte Huub Oosterhuis een extra lange Kerstpodcast. Hieronder vind u de teksten.
STILTE NU
Stilte nu. Voor U.
Stilte zingen had ik U beloofd.
Hoor dan.
Hoor dan wie?
Mij – wie mij?
Die deze mens ben
die hier neerligt
nietig schuldbeladen
die wil opstaan
ander mens wil zijn
nieuw ik.
Stilte nu
KOM IN MIJ
Kom in mij, win, ontwapen mij.
Zie mij, doe mij aan.
Weersta mij, wacht mij, delf in mij.
Ontdooi mijn naam,
ontraadsel mijn bestaan.
Kom in mij, maak geluid in mij,
dood is diep in mij,
versteend mijn stem – ontsta in mij,
doe pijn, doorgloei mij,
leef mij, licht in mij.
Kom uit mij, scheur mij, kind van mij,
mens in mij, ontwaak.
Ontvang mij, overschaduw mij.
En ga met mij
waar niemand met mij gaat.
Welkom en lezing (Lukas 1, 26-49)
NIEMAND DAN JIJ
Niemand dan jij. Geen van de
goden werd mijn bevrijder.
Niemand heeft dit kind van
slaven ook maar gezien.
Ziel van mijn hart. Mijn weg.
Adem die in mij ademt.
Liedje dat ik niet kan
laten, onder het gaan.
Nieuw lied en oud verhaal
van knechting en ellende,
van erbarming en redding,
ooit, en opnieuw, en nog.
Hij die temde de oerzee,
temt de trotsen der aarde.
Overmachtigen slaat Hij
als strovuur uit elkaar.
Sleuren van hun tronen
zal Hij die bezeten
moordenaars. In de diepte
als stenen vallen zij.
Die hun slachtoffers waren
zoekt en vindt en omhelst Hij.
Hemel, aarde en afgrond
geven hun doden terug.
Rijke, geeuwend van leegte,
plotseling blijf je nergens.
Geen zilverling meer over.
Geen gouddraad aan je lijf.
Maar, arme, jij zal leven.
Recht vinden. Eindelijk rust.
Voor jou brood wijn land rozen
liefde, opgaande zon.
Hoor Israël mijn moeder,
mijn zusje diep vernederd,
versteende schoot, geschonden
aarde tot op vandaag –
in droefheid dragen wij
die ooit wil zijn geboren.
Wij moeten zijn in weeën
tot alles is volbracht.
‘Doodse stilte heerste alom’
DE GEBOORTE VAN JEZUS
volgens het evangelie van Lukas
(solo)……
(koor)
Plotseling was de engel omringd
door een schare van hemelse machten.
Zij verheerlijkten God, en zij riepen:
Ere zij God in de hoge
en vrede op aarde voor alle mensen van goede wil.
En het geschiedde,
toen de engelen van hen waren weggevaren naar de hemel
dat de herders zeiden tot elkaar:
Laat ons gaan zien
het woord dat daar geschiedde.
De jongen met het eikenblad – een verhaal
WIJ WAREN KINDEREN
Wij waren kinderen toen het gebeurde.
`Laat ons gaan zien het woord dat daar geschied is’,
riepen met vreemde stemmen onze vaders.
Wij moesten mee, de diepe nacht, de kou in.
Geen vleugelslag. Na uren gaan een grot,
een huilend kind. Geroep: hij is het. Hij?
Hun leven lang bleef hij een sterk verhaal:
er zou groot licht geweest zijn dat hen wenkte.
Stemmen van woorden: vrede. Een tijd later
die ster die langs de hemel voer, een stoet
van koningen en priesters die hem zochten:
`kind ons geboren, koning van de vrede’.
En het gekroonde beest. De kindermoord.
Tot op vandaag het bloed ten hemel schreiend.
En het gerucht dat hij zou zijn ontkomen,
dat hij zal komen, haastig, en wat dan?
Rusteloos zwervend, ongelukkig dromend
van wilde dieren die niet meer verscheuren
zijn zij gestorven zoals mensen sterven,
zonder te zien. Zij hadden zo gehoopt.
Woordje
DE PRACHT VAN ALLE STERREN
De sterren zijn verzwonden
– waarheen gegaan?
De dauw valt op de gronden.
De dag komt aan.
Een mens komt uit zijn moeder.
Het zonlicht stijgt.
Een mens vermoordt zijn broeder.
De aarde zwijgt.
De duizenden in treinen
ter dood gestuurd –
de zon is blijven schijnen
de aarde duurt.
Ik heb het aan de avond
de nacht gevraagd.
Die zeiden: vraag het morgen
de dageraad.
Waarom de wereld zo is,
waarom de dood,
vroeg ik de dag, hij vluchtte
in avondrood.
De nacht was vol van sterren,
zij zwegen diep
en glimlachten van verre
hoezeer ik riep.
Maar een van also hooghe
van also veer
heeft zich naar mij gebogen
en daalde neer.
Ach mochten allen vinden
een mens als hij,
de wereld was niet leeg meer,
en angst voorbij.
En hier al in dit aertryc
zou vrede zijn,
de pracht van alle sterren
hier beneden zijn.
Gebed
Psalm 134
In jouw dienst
sta ik
in jouw huis
hele dagen
naar het heilige
mijn handen
uitgestrekt
naar jou.
Ik denk ik dank
jou
dat jij deze aarde
maakte
en de sterren sterren
en de zon
en de mensen wij
ondenkbaar god.
ONZE VADER VERBORGEN
Onze vader verborgen
uw naam worde zichtbaar in ons
uw koninkrijk kome op aarde
uw wil geschiede, een wereld
met bomen tot in de hemel,
waar water schoonheid, en brood
gerechtigheid is, en genade –
waar vrede niet hoeft bevochten
waar troost en vergeving is
en mensen spreken als mensen
waar kinderen helder en jong zijn,
dieren niet worden gepijnigd
nooit één mens meer gemarteld,
niet één mens meer geknecht.
Doof de hel in ons hoofd
leg uw woord op ons hart
breek het ijzer met handen
breek de macht van het kwaad.
Van U is de toekomst
kome wat komt.
Tot zegen
NU ZIJT WELLEKOME
Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer,
Gij komt van alzo hoge, van alzo veer.
Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer.
Hier al in dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer.
Kyrieleis.
Christe Kyrieleison, laat ons zingen blij,
Daarmeed’ ook onze leisen beginnen vrij.
Jezus is geboren op de heilige kerstnacht,
Van een Maged reine, die hoog moet zijn geacht.
Kyrieleis.
D’ herders op den velde hoorden een nieuw lied,
dat Jezus was geboren, zij wisten ’t niet.
“Gaat aan geender straten en gij zult Hem vinden klaar;
Bethl’em is de stede, waar ’t is geschied voorwaar.”
Kyrieleis.
D’heilige drie Koon’gen / Wijzen uit het Oosten uit zo verre land,
zij zochten onze Here met offerhand.
Z’offerden ootmoedelijk myr’, wierook ende goud
t’ere van den Kinde, dat alle ding behoudt.
Kyrieleis.