Het verhaal van een Levende

Inleiding voorgedragen door Huub Oosterhuis

‘Het verhaal van een levende’ gaat over de gerechtelijke moord op Jezus van Nazareth, een Joodse man die zeer geliefd was bij zijn volk. Hij werd door de gevestigde orde van zijn tijd uitgeleverd aan de Romeinse bezetter van het Joodse land op valselijke beschuldiging van hoog verraad. Hij zou zich hebben uitgegeven voor de nieuwe koning der Joden, de gezalfde, de zoon van God, messias. Hij werd schuldig bevonden aan godslastering en schennis van de keizerlijke majesteit en gekruisigd. 

We kennen dat verhaal allemaal, het wordt jaarlijks meeslepend en uitbundig gespeeld en gezongen in talloze, meestal uren durende passiespelen, passionen en passions. Dit verhaal van een levende is ingetogener, het duurt 11 minuten en bestaat uit enkele korte fragmenten uit de evangeliën en het boek Openbaring Apokalyps het laatste Bijbelboek.

Het gaat over de doodsangst van Jezus in de Hof van Olijven, zijn kruisiging en dood op Gogotha en zingt het verhaal over de ontroerende ontmoeting met Maria Magdalena na zijn opstanding in de graftuin. Het eindigt met het grote visioen van de herleving van een ontelbare schare gestorvenen. De talloze die net als Jezus door de hel zijn gegaan. Het verhaal eindigt dus niet bij het graf, maar loopt door tot en met de opstanding. Het gaat van Goede Vrijdag tot voorbij Pasen. Het is het verhaal van een levende, de dood heeft niet het laatste woord.

Het verhaal van een levende – Eerste en Laatste ~ Huub Oosterhuis & Antione Oomen

Hij wierp zich op de aarde neer en bad:

Abba, Vader, als het mogelijk is,

laat deze beker mij voorbij gaan.

Maar niet mijn wil geschiede,

maar uw wil.

Matteüs 26, vers 39.

*

Zij sleepten hem naar Golgota,

de schedelplaats.

Toen zij hem gekruisigd hadden,

verdeelden zij zijn kleren

en dobbelden om zijn omslagdoek.

Het was negen uur ’s morgens

toen zij hem kruisigden.

Samen met hem

kruisigden zij ook twee rovers,

de één rechts, de ander links van hem.

Voorbijgangers hoonden hem,

de priesters en de schriftgeleerden

spotten onder elkaar:

anderen heeft hij gered,

zichzelf kan hij niet redden.

Het werd middag,

duisternis viel over heel het land –

het werd drie uur in de middag.

Toen riep hij:

Éloï, éloï, lamá sabáktaní –

dat is vertaald:

God, mijn God,

waarom hebt Gij mij verlaten?

Toen schreeuwde hij onverstaanbaar

en was dood.

Marcus 15, vers 22-37.

*

Op de eerste dag der week,

vroeg in de morgen, donker was het nog,

kwam Maria Magdalena bij het graf.

En zij zag

dat de sluitsteen van het graf was weggerold.

Schreiend boog zij zich voorover

om in het graf te kunnen zien.

Toen zag zij

op de plaats waar Jezus’ lichaam had gelegen,

twee vreemdelingen, in stralend wit.

Zij zeiden: Waarom huil je zo?

Omdat ze mij mijn Heer ontstolen hebben 

en ik niet weet

waar ze hem hebben neergelegd.

Toen keerde zij zich om,

toen zag zij Jezus staan.

Maar zij wist niet dat hij het was,

haar ogen herkenden hem niet.

Jezus sprak tot haar:

Wat huil je, wie zoek je?

Zij dacht dat het de tuinman was

en zei:

Heb jij hem weggenomen? Zeg me dan

waar je hem hebt neergelegd.

Jezus zei tot haar: Maria.

Zij herkende hem en zei:

Rabboeni, lieve meester

en zij omklemde zijn voeten.

Jezus sprak: Houd mij niet vast

want nog ben ik niet opgegaan

naar mijn vader.

Maar ga mijn broeders zeggen:

Dit heeft hij gezegd:

Ik zal opgaan naar mijn vader

en naar jullie vader,

naar mijn God en jullie God.

Johannes 20, vers 1-17.

*

Toen zag ik de doden

staan voor de troon,

groten en kleinen.

De zee gaf haar doden terug.

De dood en de afgrond

gaven hun doden terug.

Apocalyps 20, vers 11-14

*

Ik zag een grote menigte

die niemand tellen kan

bijeengeroepen

uit alle volkeren en talen.

Zij stonden voor de troon

van Hem die leeft

en rondom het lam.

Zij waren gekleed in stralend wit

en zij zongen, met machtige stemmen

en riepen:

Gezegend onze God,

de Levende,

en gezegend het lam.

Ik vroeg:

Die daar die zingen

gekleed in stralend wit,

wie zijn dat?

Iemand sprak tot mij:

Zij zijn het

die door de hel zijn gegaan.

Naar Apocalyps 7, vers 9-17

*

Toen zag ik de doden

staan voor de troon,

groten en kleinen.

De zee gaf haar doden terug.

De dood en de afgrond

gaven hun doden terug.